Verslag resultaten

Na afloop van cyclus 2 is opnieuw de meting afgenomen bij de kinderen. De zelfde lijsten zijn gebruikt die ook als 0-meting hebben gediend om nu de resultaten te kunnen vergelijken.

 

vraag 1 uit de 0-meting

vraag 1 uit de eindmeting

Er is een mooie groei zichtbaar in de voorspelbaarheid en duidelijkheid rondom de projecten die in een schooljaar plaatsvinden. Uit vraag 1 blijkt dat er sprake is van een groei van 15,4% bij de leerlingen die voor 'zeker wel' gekozen heeft. Wanneer ik vaststel dat 'best wel' en 'zeker wel' onder de positieve beoordeling valt, en 'een beetje' en 'nee' onder de negatieve, dan kan ik concluderen dat de positieve beoordeling voor deze vraag gestegen is met 26,9% (was eerst 57,7 samen en is nu 84,6). Hiermee is duidelijk dat de kinderen beter zicht hebben op de projecten die gedurende het schooljaar worden aangeboden. Ik vind het mooi om dit terug te zien in deze meting. De kinderen kunnen nu in het portfolio zien welke projecten er gedaan zijn en nog gaan komen. Bij de projecten kunnen ze ook teruglezen wat ze hierin gedaan hebben en geleerd hebben. Dit is een positieve verandering ten opzichte van de beginsituatie.

 

Over de inhoud van het project heb ik in de 0-meting enkele vragen geformuleerd. Hiermee heb ik geprobeerd om een beeld te krijgen van de huidige kennis bij de kinderen over de doelen die tijdens een project aan bod moeten komen. 

vraag 2 uit de 0-meting

vraag 2 uit de eindmeting

Bij vraag 2 is af te lezen in hoevere de kinderen weten welke doelen er in een project geleerd worden. Ten eerst is te zien dat er geen kinderen meer zijn die 'nee' hebben ingevuld, en dus niet weten welke doelen er in een project geleerd worden. De groep die 'niet echt' gekozen heeft is afgenomen met 3,8%. Mooi om te concluderen dat 84,6% momenteel een beetje, of goed weet welke doelen er geleerd worden. Bij de 0-meting was dit 69,3%.

Hiermee kan geconcludeerd worden dat het werken met portfolio's bevorderend is voor het inzicht van kinderen in de te leren lesstof. Ik heb er voor gekozen om voor het project een blad te ontwerpen waarop ik de kerndoelen van het project 'tijd' heb weergegeven in kinddoelen. Op deze manier hebben de kinderen kunnen zien wat er vanuit de kerndoelen van hen verwacht wordt. Ik heb uitgelegd dat kerndoelen de doelen zijn die vanuit de overheid bepaald worden. Ook heb ik met de groep besproken dat ik het belangrijk vind dat kinderen bij zichzelf blijven. Wanneer er doelen bij staan waar het kind geen waarde aan hecht of geen belang bij ziet om te leren voor de toekomst, dan is dat oke! Uiteraard is het gesprek hierover, met de toelichting die het kind hierbij geeft wel van belang. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat er ruimte is voor nieuwsgierigheid en eigen inbreng van kinderen. Hier heb ik op het doelenoverzicht ook ruimte voor gecreërd door een vak toe te voegen waar eigen doelen opgeschreven kunnen worden.

vraag 3 uit de 0-meting

vraag 3 uit de eindmeting

Vraag 3 was een bijzondere vraag in het onderzoek. Bij de 0-meting gaf 69,2% van de kinderen namelijk al aan dat ze weten welke doelen ze al beheersen bij het werken aan project en welke nog niet. Deze opbrengst had ik niet helemaal verwacht. Wel is hier alsnog een toename te constateren in vergelijking met de eindmeting. 6,7% van de kinderen heeft nu ook voor 'ja' gekozen. Wanneer ik deze vraag vanuit mijn eigen oogpunt wil verklaren dan denk ik dat het nu meer zit in bewust bekwaam zijn. Kinderen hebben nu een overzicht van de doelen en kunnen precies aangeven welke ze wel beheersen en welke nog niet. Dit overzicht was er voor dit praktijkonderzoek en zonder de portfolio's nog niet. Waar de kinderen aan gedacht hebben bij het invullen van de 0-meting is voor nu nog een raadsel. Ik heb wel het voornemen om dit nog te onderzoeken in kindgesprekken of eens bespreekbaar te maken in de kring.

vraag 4 uit de 0-meting

vraag 4 uit de eindmeting

Bij vraag 4 is af te lezen dat er een toename is van 19,2% bij de kinderen die terug kunnen kijken naar dingen die ze geleerd hebben tijdens het project. Hier heeft het werken met het portfolio voor gezorgd. Regelmatig terugkijken is goed voor het opslaan van kennis in het lange termijngeheugen. In de 0-meting werd de kinderen gevraagd hoe ze terug kunnen kijken naar de zaken die ze geleerd hadden. 38,5% gaf aan dat dit door het kind zelf gebeurd. Dit percentage is precies gelijk gebleven in vergelijking met de eindmeting. 26,9% gaf hierin aan dat dit terugkijken door de stamgroepleider gebeurd. Dit is bij de eindmeting helemaal teruggebracht naar 0%. In de toelichting aan de rechterzijde wordt het portfolio regelmatig genoemd. Mooi om dit terug te zien in de eindmeting. Kinderen geven dus zelf aan dat ze in het portfolio terug kunnen kijken naar de dingen die allemaal geleerd zijn. Ook ouders wordt nog genoemd. In het theoretisch kader heb ik een stuk opgenomen waarin het belang van beoordeling van het werk door kinderen, stamgroepleider en indien mogelijk ook ouders wordt besproken. Goed om terug te lezen dat dit in de praktijk nu ook lukt en door kinderen ervaren wordt.

Toelichting bij vraag 4 uit de eindmeting

vraag 5 uit de 0-meting

vraag 5 uit de eindmeting

Bij bovenstaande vraag is gemeten in hoeverre de kinderen de ruimte voor eigen inbreng ervaren. Er is een mooie groei zichtbaar in de ruimte die kinderen ervaren. Ik heb als stamgroepleider meer een coachende rol aangenomen in de begeleiding van het afgelopen project. Vanuit de theorie over stamgroepwerk heb ik voor deze aanpak gekozen. Zoals ik eerder al omschreef, heb ik op het overzichtsblad met de doelen die in een project aan bod komen, ook ruimte gelaten voor kinderen om eigen doelen te formuleren. Deze doelen zijn voortgekomen uit de groepsmindmap of uit eigen interesses van kinderen. In de leergesprekken en ook in de kring heb ik dit proces begeleid en kinderen geholpen bij het behalen van deze doelen (indien nodig). Uit bovenstaande cirkeldiagrammen is te zien dat er geen kinderen meer zijn die aangeven dat er geen ruimte is om eigen doelen te formuleren. De groep kinderen die gekozen heeft voor 'ja, veel ruimte' is gestegen met 26,9%. Dit is een aanzienlijke stijging. Voorbeelden van doelen die kinderen hebben opgsteld zijn:

- Ik weet hoe piramides werden gebouwd en in welke periode van het jaar dit gebeurde.

- Ik kan uitleggen hoe Hitler aan de macht is gekomen in Duitsland

- Ik kan straffen benoemen die slaven kregen in de tijd van regenten en vorsten (1600-1700)

Jenaplan essenties

Uit de 0-meting heb ik geconcludeerd dat de jenaplanessenties onvoldoende in beeld zijn bij de kinderen. De kinderen zijn hier in het portfolio actief mee aan de slag geweest. Hier volgen de resultaten uit de eindmeting en de conclusies ten opzichte van de 0-meting.

vraag 5 uit de 0-meting

vraag 5 uit de eindmeting

Uit bovenstaande diagrammen is te zien dat het percentage kinderen dat weinig tot niets over de jenaplanessenties weet is teruggebracht naar nul. Het percentage dat hier veel over weet is van 3,8% naar 61,5% gestegen. Ook de groep kinderen die deze allemaal kent is toegenomen van 3,8% naar 15,4%. Hiermee is vast te stellen dat het werken met het portfolio bijdraagt aan de aanwezige kennis over de jenaplanessenties. De formulieren waar alle doelen op staan, die gebruikt zijn in de portfolio's hebben hieraan bijgedragen. Er werd in kindvriendelijke taal beschreven welke vaardigheden bij een essentie passen. Dit heeft kinderen inzicht gegeven in de inhoud van de essenties en hoe ze dit in de praktijk kunnen laten zien of oefenen.

vraag 6 uit de 0-meting

vraag 6 uit de eindmeting

De kinderen zijn bewust bezig geweest met hun ontwikkeling en groei ten opzichte van de jenaplanessenties. Dit is terug te zien in de diagrammen bij vraag 6 uit de 0-meting en eindmeting. Te zien is dat er geen kinderen meer zijn die momenteel geen aandacht geven of bewust aan het groeien zijn in een jenaplanessentie. Het percentage dat dit onbewust doet is afgenomen met 38,4% (van 76,9 naar 38,5).

Het actieplanformulier, samen met de kindgesprekken waren goede middelen om dit bewust met de groep op te pakken. In het portfolio konden de kinderen de doelen teruglezen en keuzes maken in de essentie die zij zinvol vonden en de moeite waard vonden om aan te gaan werken. Door samen met de kinderen na te denken waarom dit handig is om te kunnen (betekenisvol maken) en hoe ze dit in de praktijk kunnen oefenen (concreet maken) heb ik de kinderen handvatten gegeven om hier gericht mee aan de slag te gaan. Regelmatig hebben we deze actieplannen in de kring besproken om de groep inzicht te geven in het leerproces van een klasgenoot en inspiratie op te doen voor hun eigen keuzes en ontwikkeling. Op dit proces blik ik met veel genoegen terug!

vraag 7 uit de eindmeting

Tot slot is er wederom gevraagd welke essentie het meeste/minste bekend is bij kinderen. Belangrijk om te noemen is dat dit een verplichte vraag was, en er dus minimaal 1 antwoord gekozen moest worden. 

vraag 9 uit de eindmeting

vraag 10 uit de eindmeting

Ten opzichte van de 0-meting zijn plannen (+19,8%), reflecteren (+23,1%) en creëren (+19,2%) de grootste stijgende essenties. Hier weten de kinderen nu meer over dan bij de 0-meting. Reflecteren is nog steeds de meest gekozen essentie waar de kinderen het minste over weten. Dit is wel interessant, aangezien hier regelmatig leergesprekken over gevoerd zijn en kinderen met behulp van het portfolio juist heel veel bezig zijn geweest met reflecteren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat kinderen dit proces nog niet bewust doen of het nog niet kunnen koppelen aan de jenaplanessentie met bijbehorende vaardigheden. Een verschil tussen de 0-meting en de eindmeting is dat er bij de 0-meting 78 stemmen zijn gedaan op de essenties waar de kinderen het meeste vanaf weten. Bij de eindmeting hebben de kinderen 101 essenties gekozen. Er is dus meer kennis over de essenties ontstaan. Dit is ook terug te zien bij de essentie die de kinderen het minst zegt. Hier waren bij de 0-meting 63 essenties gekozen en bij de eindmeting nog maar 56 essenties. 

Conclusie:

- er is meer overzicht in projecten die gedurende het schooljaar worden aangeboden. De kennis blijft bewaard.

- de kinderen hebben meer inzicht in de doelen die geleerd moeten/mogen worden.

- er kan met regelmaat teruggekeken worden naar geleerde lesstof en gemaakt werk. Dit kan 'beoordeeld' worden door het kind, andere kinderen, de stamgroepleider en door ouders. 

- kinderen kunnen bewuste keuzes maken voor doelen waar ze aan willen gaan werken vanuit de doelen die in het portfolio zijn geborgd.

- er kunnen diepgaande leergesprekken gevoerd worden over de ontwikkeling van kinderen vanuit het werk dat in de portfolio's bewaard wordt.