Interpersoonlijke competentie

Toelichting interpersoonlijke competentie

Leerjaar 1: (zwarte kruisjes)

Mijn sterkste interpersoonlijke competentie is dat ik een open, creatieve en veranderingsgezinde houding heb. Vooral afgelopen schooljaar heb ik deze competentie sterk ontwikkeld. Open en creatief ben ik altijd al geweest. Gedurende mijn opleiding en daarna als beginnende leerkracht heb ik mijzelf altijd open opgesteld. What you see is what you get is een motto dat bij mij past. Niet alleen naar collega's, maar ook naar leerlingen ben ik altijd mezelf en daarmee 'echt'. Het veranderingsgezinde is iets wat ik het afgelopen jaar meer heb durven aanspreken. Doordat ik enkele jaren werkzaam ben op mijn school heb ik steeds beter zicht op mijn eigen visie en die van de school en kan ik hier een mooie verbinding tussen maken. In mijn functioneringsgesprek heb ik van mijn directeur terug gekregen dat ik zelfvertrouwen uitstraal, positief kritisch ben en echt grote stappen heb gemaakt in mijn ontwikkeling. 

competentie nummer 8 ben ik nog aan het ontwikkelen. In de bijeenkomsten heb ik veel geleerd over de visie die Peter Petersen heeft beschreven. Zo heb ik mijzelf verdiept in het boek 'Het kleine Jenaplan' van Peter Petersen. Tijdens de bijeenkomsten probeer ik continue de verbinding te maken tussen de theorie die hoort bij de opleiding, wat ik daarvan terug zie in de praktijk en wat ik daar vanuit mijn visie en deskundigheid van vindt. Op basis hiervan maak ik keuzes voor dingen die ik op school wil oppakken, zoals de Jenaplan essenties en zaken die ik niet passend vind om op school verder onderzoek naar te doen. 

 

Leerjaar 2: (oranje bolletjes)

Ik ben ten opzichte van het vorige leerjaar best gegroeid in de competenties die beschreven worden. Met name het stukje visie op jenaplanonderwijs hebben is echt ontwikkeld de afgelopen tijd. Ik kan het concept beter doorgronden en omdat ik hier intensief mee bezig ben geweest gedurende de opleiding ook gemakkelijker linkjes leggen tussen de praktijk en het concept. In mijn dagelijkse praktijk denk ik bewuster na over dingen die ik doe en hoe de basisprincipes en pedagogische grondhouding hier linkjes mee hebben. Zo stel ik tegenwoordig veel meer vragen in de stamgroep en probeer ik mijzelf meer als "coach" op te stellen, waardoor ik kinderen meer zelf laat onderzoeken en leren. Dit is een verandering ten opzichte van mijn houding eerst. Toen nam ik veel van kinderen over en ging ik het voor ze oplossen. Ze blijven daarmee afhankelijk van mij als stamgroepleider. Ik probeer deze verantwoordelijkheid steeds meer en nadrukkelijker bij de stamgroep neer te leggen. Gedeelde verantwoordelijkheid is wat Peter Petersen ook als belangrijk omschrijft in het boek "het kleine jenaplan". Hier is kennis over de sociale verhoudingen in de stamgroep wel belangrijk voor. Hier heb ik mijzelf meer in verdiept en ben ik veel mee aan de slag geweest. Ik heb sessies met groepsgeluk ingepland in de groep om de sociale verhoudingen weer te geven. Ook ben ik meer gaan observeren en in de kindgesprekken die ik over de portfolios heb gevoerd meer te weten gekomen over de kinderen in mijn stamgroep. Door kinderen veel met elkaar in gesprek te laten gaan en daarmee verschillen tussen kinderen te ontdekken en benoemen, heb ik kinderen aan het denken kunnen zetten om stappen te maken in hun eigen ontwikkeling. Van en met elkaar leren als stamgroep!