Didactische competentie

Toelichting didactische competentie

Leerjaar 1: (zwarte kruisjes)

Op didactisch vlak heb ik nog veel zaken die ik wil gaan ontwikkelen in het tweede jaar van mijn Jenaplanopleiding. Ik kan uit bovenstaande lijst concluderen dat ik wel (bijna) alles toepas en doe. Echter zijn er veel zaken die ik nog onvoldoende toepas of beheers. Een competentie waar ik erg tevreden over ben is het organiseren van vieringen en het belang hiervoor aan kunnen geven voor kinderen. Ik ben al enkele jaren verantwoordelijk voor de organisatie van de weekopeningen bij ons op school. Ik werk in een stamgroep 8 en heb daarmee de oudste en verantwoordelijkste groep binnen onze school. Deze verantwoordelijkheid bespreek ik altijd met leerlingen en samen met de groep maken wij afspraken hoe de verantwoordelijkheid een plek kan krijgen binnen onze stamgroep en binnen school. De leerlingen van mijn stamgroep zijn voor veel taken verantwoordelijk. Zo zorgen zij dat het speelgoed wordt uitgedeeld tijdens pauze's, dat de bibliotheek beheerd wordt en netjes/ordelijk blijft en nog veel meer. Ook presenteren 4 leerlingen uit mijn groep de weekopening. Ik bespreek samen met hun wat er in de weekopening (naast enkele vaste zaken zoals verjaardagen) behandeld moet worden. Ook maak ik leerlingen in mijn groep verantwoordelijk voor het vieren van verjaardagen. Ze pakken dit zelf op en zorgen er voor dat er aandacht geschonken wordt aan de jarige. In mijn stamgroep kennen leerlingen het belang van vieringen. Ze weten dat dit als doel heeft om successen, mooie gebeurtenissen en minder mooie gebeurtenissen met elkaar te delen en hiermee binding te creeren met klasgenoten en schoolgenoten. 

WO is een competentie die vooralsnog een doorn in mijn oog is. Eerder op mijn website heb ik beschreven dat ik hier het komend schooljaar intensief mee aan de slag wil gaan. WO moet weer het hart van onze Jenaplanschool worden. Er is een projectteam bezig met het onderzoeken van een passende methode die als bron gebruikt kan worden om het WO onderwijs in onze school nieuw leven in te blazen. Ik neem niet deel in deze werkgroep omdat dit urentechnisch niet past, maar ben wel betrokken door met de collega's van deze werkgroep regelmatig te gaan sparren over de keuzes en mogelijkheden die er zijn. Daarnaast wil ik het komend schooljaar ook de samenwerking in mijn leerteam (bovenbouw) intensiveren, om zo niet allemaal het wiel zelf uit te vinden maar samen tot een goed, didactisch doordacht en levend project te komen.

 

Leerjaar 2: (oranje bolletjes)

Er is dit schooljaar veel veranderd voor mij wat betreft de didactische competentie. Zoals ik bij de interpersoonlijke competentie al beschreef heb ik gemerkt dat ik steeds beter zicht krijg op de didactische en pedagische grondhouding die Peter Petersen inmiddels 100 jaar geleden heeft bedacht. Doordat ik nu langere tijd met de opleiding bezig ben, en daardoor structureel met deze grondhouding bezig ben, merk ik dat ik dit beter herken in de dagelijkse praktijk. Ik ben bewust bekwaam bezig en kan linkjes leggen tussen de theorie die ik leer en hoe dit in de praktijk wordt vormgegeven op mijn school of juist nog niet wordt vormgegeven. Competentie 19 heb ik afgelopen periode goed kunnen ontwikkelen door met de portfolio's te werken. In het portfolio kan ik goed rekening houden met verschillen die er tussen kinderen zijn. Ik kan doelgericht en individueel sturing geven in leergesprekken die ik met kinderen voer.

De kennis over cursussen, wereldorientatie en de blokperiode heb ik verbreed en pas ik nu beter toe in de praktijk doordat ik kinderen meer verantwoordlijkheid durf te geven om hier een rol in te nemen. Basisprincipe 4, beschreven door Kees Both en Kees Vreugdehill beschrijft: Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken heb ik in de praktijk gebracht door kinderen te laten oefenen met de rol die ik heb als volwassenen en stamgroepleider, namelijk het overbrengen van kennis en expertise. Tijdens het afgelopen project zijn kinderen op zoek gegaan naar antwoorden op leervragen, die ze zelf hadden opgesteld met de stamgroep. Ze werden van elkaar afhankelijk en moesten als stamgroep kritisch zijn op dat wat er gepresenteerd werd. Hiermee werden ze minder afhankelijk van mij, maar wel meer van elkaar. Gedeelde verantwoordelijkheid werd hiermee geoefend en bekrachtigd. WO werd hiermee gecombineerd met cursussen en de blokperiode.

Het meest trots ben ik op de ontwikkeling die ik op school heb kunnen maken met betrekking tot WO. In mijn vorige stuk schreef ik dat dit een doorn in mijn oog was. Het afgelopen half jaar heb ik meer verantwoordelijkheid gekregen in de aansturing van het leerteam (groep 5 t/m 8). Ik heb de rol van leerteamvoorzitter op mij genomen en kon daarmee meer koers bepalen binnen het leerteam. Vanuit de bijeenkomst die ging over 'stamgroepwerk' werd ik geïnspireerd om het komende project anders te gaan inrichten en meer vanuit de interesses en vragen van kinderen te gaan werken. We hebben met het leerteam hier enkele overlegmomenten aan besteed om een goed plan te maken voor het project. Een prikkeling (toneelstuk) met daarbij een goede theoretische inleiding was de start van het project. Van hieruit zijn we met de stamgroepen leervragen gaan opstellen. Deze zijn in de kring samen gecatagoriseerd en geprioriseerd om uiteindelijk te komen tot een groepsmindmap met onderwerpen die de groep wil gaan onderzoeken. Een hele andere werkwijze dan tot toen gebruikelijk was. Meer vanuit het zelf ontdekken en initiatief van kinderen. Dit heeft gezorgd voor hogere betrokkenheid en intrinsieke motivatie tijdens het werken aan het project (WO). De afsluiting van het project met de presentatie mag nog ontwikkelen. Ik merk dat het te breed is geworden dus mag nog leren om dit met de groep concreter te houden. Zo kan er meer diepgang worden aangebracht bij het onderzoeken van de leervragen en uiteindelijk een betere samenhang komen tussen de aangeleerde stof.

Maak jouw eigen website met JouwWeb