Methode zichtbaar maken

Om de onderzoeksvraag goed te kunnen onderzoeken is er een keuze gemaakt uit de theorie van het theoretisch kader. Ten eerst gaat het praktische gedeelte van het meesterstuk zich focussen op de derde functie van een portfolio uit de theorie van van Gorkum (2009): Om de ontwikkeling te stimuleren.

In deze alinea wordt duidelijk omschreven dat het kan dienen om inzicht in het leerproces te krijgen. Dit komt overeen met mijn onderzoeksvraag.

Ik wil een portfolio gaan inrichten en met mijn huidige stamgroep gaan gebruiken gedurende een periode van 8 weken. In deze portfolio's worden de volgende zaken opgeborgen gedurende deze periode:

- Een tabblad met een uitwerking van de jenaplanessenties

- Een tabblad waarin WO/project een plek krijgt.

- Een tabblad voor zelfreflectie/evaluatie

- Een tabblad voor eigen werk

 

De jenaplanessenties wil ik gaan uitwerken in kind gerichte doelen. Deze doelen komen in het portfolio en worden in kindgesprekken met kinderen besproken. Het moet naar mijn inzicht een groeidocument worden. Geen afvinklijstje. Het kind mag keuzes maken in de essentie waarin hij/zij op dat moment acties wil ondernemen. Aan het einde van een periode wordt dit met het kind geëvalueerd en worden leeropbrengsten samengevat. Niet alleen de stamgroepleiders hierin belangrijk, maar vanuit de theorie heb ik ook gekozen om kinderen onderling elkaar feedback te laten geven op de gekozen essentie(s).

Er zal in het praktijkonderzoek ook een keuze worden gemaakt voor drie excutieve functies, te noemen: plannen, organisatie en metacognitie. Hiervoor is gekozen omdat deze excutieve functies belangrijk zijn bij het werken van kinderen met een portfolio. Ik werk de drie gekozen excutieve functies nog uitgebreider uit met praktijkvoorbeelden:

 

Plannen:

Planning betreft de vaardigheid om een plan te maken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Het gaat er daarbij ook om dat het kind in staat is beslissingen te nemen over wat belangrijk en niet belangrijk is. Planning is het vermogen om datgene te beheren wat nodig is voor huidige en toekomstige taken. Een jong kind kan onder enige begeleiding bedenken hoe het een conflict tussen leeftijdsgenootjes kan oplossen. Een tiener kan een plan opstellen om een vakantiebaan te krijgen. Of kan een plan voor vandaag kan maken, waarin het belangrijkste als eerst wordt uitgevoerd.

Bij jonge kinderen zal een volwassene vaak de planning over nemen. Maar door het kind aan te moedigen zelf stapjes in een plan te bedenken, ontwikkelt het kind deze vaardigheid. Als het kind leert hoe je een taak in kleinere sub-taken kunt opdelen. Of het kind leert omgaan met een checklist. Dergelijke hulp(middelen) zorgen ervoor dat het kind ervaart dat je iets beter kunt uitvoeren of overzien wanneer je een 'plan' hebt gemaakt. Uiteraard is het ook belangrijk dat je je dan aan je plan houdt: plannen op zich is goed, maar je eraan houden ook. Ook leert het kind dat wanneer hij/zij een plan heeft, hoe klein ook, hij/zij het plan ook kan bijsturen als het niet helemaal vlotjes verloopt. Dit levert uiteindelijk tijd, denkruimte en een beter resultaat op. Als een kind geen plan heeft en dus zo maar ergens aan begint, kan dit minder efficiënt zijn, en is het moeilijker om het te overzien en om bij te sturen én om de gestelde doelen te bereiken.

Hoe kun je deze vaardigheid stimuleren: (Dawson, P., en R. Guare, (2009)

  • Bedenk plannen voor het kind als het jong is. 
  • Betrek het kind zo veel mogelijk bij het plannen. 
  • Spoor het kind aan om aan te geven wat het eerst moet gebeuren, zodat het leer prioriteren.

 

Organisatie:

Organisatie is het vermogen om systemen te ontwikkelen en te onderhouden om op de hoogte te blijven van informatie of benodigde materialen. Een jong kind kan, na aansporing, speelgoed op de juiste plaats terugleggen. Een tiener kan benodigdheden voor een sport ordenen en lokaliseren. Deze vaardigheid richt zich niet alleen maar activiteiten en verantwoordelijkheden, maar ook op gedachten en ideeën én gevoelens en emoties. Het is met het ouder en zelfstandiger worden je school, studie, werk moeten organiseren, belangrijk dat een kind leert zich te organiseren. Het voordeel is wanneer je overzicht houdt, dat je daardoor beter en sneller beslissingen kunt nemen en dat je geen of minder fouten maakt. Het levert dus tijdwinst en mogelijk een beter resultaat.

Hoe kun je deze vaardigheid stimuleren: (Dawson, P., en R. Guare, (2009)

  • (Samen met het kind) een systeem bedenken en dat (consequent) toepassen. 
  • Samen met het kind een planning maken voor de 'organisatie'. 
  • Realiseer dat de eigen norm niet altijd bij een kind neergelegd kan worden. 
  • Zorg ervoor dat kinderen hun spullen op de juiste plek opbergen (wees consequent!). 
  • Zorg ervoor dat kinderen begrijpen wat ze moeten doen, en daarvoor ook verantwoordelijkheid nemen.

 

Metacognitie:

Metacognitie is het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt. Het gaat daarbij om zelfmonitoring en zelfevaluatie. Deze vaardigheid kent twee aspecten. Te weten: het vermogen om eigen prestaties te evalueren (bijvoorbeeld: huiswerkopdrachten, terugblikken op uitgevoerde taken) en het vermogen om sociale situaties te beoordelen (eigen gedrag en/of  reacties van anderen). Het eerste aspect zal eerst mogen ontwikkelen bij kinderen en daarna het tweede aspect. Het is dus belangrijk dat kinderen in hun ontwikkeling leren te kijken naar hun eigen gedrag en handelen en hierover nadenken: hoe heb ik het gedaan, kan het ook anders? Hoe reageert de omgeving op mij? Kinderen leren reflecteren op hun eigen gedrag en leren hoe ze dit kunnen bijsturen. Dit is ook een aspect van het zelfstandig worden naarmate kinderen ouder worden. Het is namelijk niet de bedoeling dat ouders kinderen blijven corrigeren en zeggen hoe iets moet of niet moet of wat handiger is. Kinderen die hun eigen aandeel in bijvoorbeeld conflicten niet zien of doordat ze hun werk nooit controleren (omdat het toch wel goed zal zijn), hebben een onvoldoende ontwikkelde metacognitie. Zij zullen het in school vaak lastig hebben. Niet alleen omdat ze er op worden aangesproken maar ze zijn vaak ook minder zelfstandig en leren minder.

Hoe kun je deze vaardigheid stimuleren: (Dawson, P., en R. Guare, (2009)

  • Geef gerichte complimentjes over belangrijke elementen van de prestatie, het kind gaat dan zien wat belangrijk is. 
  • Leer het kind om zijn eigen prestaties te evalueren: 'Hoe ging het?', 'Weet je ook een andere manier?', 'Wat vind je handiger'? Ga je het de volgende keer weer zo doen?'. 
  • Laat het kind beschrijven hoe een voltooide taak eruit ziet (dient later als geheugensteuntje). 
  • Leer het kind vragen die hij kan stellen als hij/zij zich een probleemsituatie bevindt (bijv. Wat is het probleem? Hoe ziet mijn plan eruit? Hoe heb ik zojuist gehandeld?).

 

De portfolio's zullen ingericht worden vanuit project. De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerst heeft bijeenkomst 10 mij erg geinspireerd wat betreft verhalend ontwerpen en stamgroepwerken. Dit kan perfect gecombineerd worden aangezien ik hier toch graag mee aan de slag wil gaan. Ten tweede hoort WO een belangrijke rol/plek in te nemen op een Jenaplanschool.  Dit kan in mijn stamgroep en ook in andere stamgroepen op OJBS de Krullevaar nog best aandacht krijgen en groeien. Door de keuze voor dit vak, en de koppeling met het portfolio sla ik twee vliegen in één klap. Zoals ik eerder al omschreef zullen de jenaplanessenties een plek in het portfolio. De executieve functies wil ik met behulp van observaties gaan waarnemen. Groei van de groep als geheel wil ik hierin meten en vaststellen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb