0-meting praktijkonderzoek
Om een beeld te krijgen van de beleving die de kinderen momenteel hebben over het volgen van hun eigen ontwikkeling heb ik een google-form ontworpen met daarin vragen die dit helder kunnen maken. In de vragenlijst heb ik vragen verwerkt die zichtbaar maken hoe er omgegaan wordt met gemaakt werk, hoe ontwikkeling zichtbaar gemaakt wordt, of de doelen voor kinderen duidelijk zijn enzovoort. Omdat er in de stamgroep gestart wordt met een nieuw project 'tijd' heb ik ervoor gekozen om de vragenlijst hierop te richten. Het project zal 8 weken gaan duren en ik heb voorafgaand aan de start en prikkeling van het project de vragenlijst afgenomen. Op deze manier krijg ik goed in beeld hoe de situatie op dit moment is, en of er verandering heeft plaatsgevonden na het 8 weken werken met een portfolio. Daarnaast heb ik ook enkele vragen in de enquete opgenomen om te kijken hoeveel kennis er al aanwezig is over de Jenaplanessenties. Hier wil ik ook graag een beginsituatie van maken omdat ik tijdens het praktijkonderzoek ook met de Jenaplanessenties wil gaan werken in het portfolio.
De vragenlijst is afgenomen in een stamgroep 7/8 bestaande uit 26 kinderen. de leeftijd varieert van 11 tot 13 jaar.

Afbeelding 1
Op afbeelding 1 is te zien dat voor 69,2% van de leerlingen het duidelijk is aan werk project er gewerkt wordt in de groep. Als toelichting op deze vraag worden gespreide antwoorden gegeven. Enkele voorbeelden zijn 'er staan nu boeken op de kasten en er hangen posters op de gang' en 'het wordt gezegd en dan weet ik waar we aan werken'. Bij kinderen die voor 'een beetje' of 'nee' gekozen hebben worden de volgende toelichtingen gegeven: 'ik kan dit niet goed zien omdat we geen plek hebben' en 'weet ik niet'.

Afbeelding 2
Op afbeelding 2 is te zien dat 23,1% van de kinderen weet welke doelen er in een project worden geleerd. Dit is denk ik wel een mooi meepunt om te bepalen of dit aan het einde van het werken met de portfolio's hoger zal zijn. 30,5% geeft aan ze dit niet of niet echt weten. Ik had deze score wel verwacht maar vind dat dit echt beter moet. Wanneer kinderen weten welke doelen er aangeboden en beheerst moeten/mogen worden kan er ook gekeken worden naar de mate waarin dit al geleerd en behaald is. Op deze manier krijgt een kind inzicht in zijn of haar eigen persoonlijke ontwikkeling.
In de open vraag van afbeelding 3 hebben de kinderen kunnen vertellen wat er met alle dingen die in een project gemaakt en geleerd worden gebeurd. Opvallend is dat 6 kinderen aangeven dat ze niet weten wat hiermee gebeurd. Zij kunnen dus niet aangeven wat er met gemaakt werk gedaan wordt. Een aantal keer wordt genoemd dat werk wordt uitgedeeld/mee naar huis genomen. Dit is naar mijn idee een kortstondig bewaren van gemaakt werk. Het wordt opgehangen (in de gang) wordt ook genoemd. Dit is mooi, want zo kan werk van kinderen nog gezien en beoordeeld worden door klasgenoten, ouders en anderen. Wat ik ook opvallend vind in deze vraag is dat er nergens iets terug te lezen is over een bewaarplek of bewaarmap waarin werk opgeborgen kan worden. Ik hoop na cyclus 1 en en cyclus 2 van mijn praktijkonderzoek dat dit wel vaker terug te lezen is in de antwoorden van kinderen. Het is naar mijn idee echt zonde om werk zo kort maar centraal te stellen en te behandelen.

Afbeelding 3
Ik vond onderstaande vragen bij afbeelding 4 en 5 wel opvallend en had de uitslag anders verwacht. Bij afbeelding 3 was af te lezen dat het bewaren van werk niet altijd duidelijk is en mijn eigen interpretatie hieraan is dat het ook kort kan worden bekeken en teruggekeken. Toch geeft 65,4% van de groep bij afbeelding 4 aan dat ze wel nog terug kunnen kijken naar dingen die ze geleerd hebben in een project. Afbeelding 5 geeft hier enige toelichting op. Er wordt door 26,9% aangegeven dat het werk door de stamgroepleider wordt (terug)gekeken. 38,5% van de kinderen geeft aan dat ze dit zelf terugkijken. Deze vraag behoeft nog wel extra uitleg die ik graag eens in de kring met kinderen op wil gaan pakken.


Afbeelding 4
Afbeelding 5
Ik ben in de 0-meting op zoek gegaan naar de mate waarin kinderen momenteel mee mogen denken over hun eigen leerproces en hoeveel invloed zij hebben in de richting die de projecten opgaan. Bij afbeelding 6 is af te lezen dat 23,1% van de kinderen ervaart dat ze zelf doelen mogen formuleren bij het werken aan project. De overige kinderen ervaren hier een beetje ruimte (57,7%) of geen ruimte (19,2%) voor.
Ook het onderzoeken van eigen interesses is gemeten en uit afbeelding 7 blijkt dat 81% van de kinderen aangeeft dat er ruimte is om eigen interesses te onderzoeken. Dit is een mooi percentage. In het theoretisch kader schrijven Kees Both en Kees Vreugdehill dat elk mens steeds als totale persoon erkend moet worden en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken wordt. Naar mijn mening mag een mens als totale persoon inbreng hebben en zeker meedenken over het leerproces dat hij of zij doorgaat. Eigen interesses en motivatie is daarbij zeer belangrijk. Meedenken en meebeslissen over dat wat de groep gaat leren wordt vanuit de theorie aanbevolen. Hier ben ik het stellig mee eens. Ik vind het mooi om terug te lezen in de enquete dat kinderen in mijn stamgroep ruimte voelen om eigen interesses te onderzoeken. Ik hoop na mijn praktijkonderzoek dat deze ruimte minimaal hetzelfde wordt ervaren, en mogelijk nog meer gevoeld wordt.

Afbeelding 6

Afbeelding 7
Daarnaast vind ik ook dat ik als stamgroepleider ruimte mag nemen om kennis over te brengen, passend bij de leerlijnen. Door middel van prikkeling en vraagstelling kan ik de groep hierin mooi sturen, en de leerlingen daarbij het gevoel laten behouden dat ze meebeslissen terwijl het onbewust door mij ook in een bepaalde richting wordt gestuurd.
Jenaplan essenties
In de 0-meting zijn ook enkele vragen opgenomen gericht op de aanwezige kennis over de Jenaplanessenties. Het grootste deel (61,5%) van de kinderen geven bij afbeelding 8 aan wel eens van de essenties gehoord te hebben. 30,8% geeft aan hier weinig tot niets over te weten. Hier ligt dus een mooie kans om kinderen hier bewuster van te laten worden wat de essenties zijn, wat ze inhouden en hoe ze hiermee kunnen werken.

Afbeelding 8
Bij afbeelding 9 is af te lezen dat het werken met de jenaplan essenties nog een onbewust proces is. 76,9% van de kinderen geeft aan hier wel aandacht aan te geven, maar niet bewust. Ik zie hier ook een mooie kans in mijn praktijkonderzoek om kinderen bewust met vaardigheden aan de slag te zetten. Ik wil dit wel gaan doen vanuit eigen intrinsieke motivatie. Ik ga de doelen aanbieden in het portfolio en vanuit kindgesprekken bepalen in welke vaardigheid de kinderen nog willen gaan ontwikkelen. Dit wordt een individueel proces. Leerlingen mogen voor zichzelf kiezen welke vaardigheid passend is om in te ontwikkelen.

Afbeelding 9
Tot slot heb ik nog twee meerkeuzevragen in de enquete gezet die een beeld geven van de essenties die de leerlingen (mogelijk onbewust) al kennen en waar ze nog weinig kennis over hebben. Deze zijn te zien bij afbeelding 10 en 11. De kinderen hebben de meeste kennis over samenwerken. Ik ben nieuwsgierig wat deze kennis inhoud. Het is mogelijk dat ze dit hebben ingevuld omdat ze dit veel mogen doen in onze stamgroep. Ik ben benieuwd of ze ook kennis hebben van de doelen die geschreven zijn bij deze essentie. Dit wil ik in een kringgesprek nog nader gaan onderzoeken. Presenteren komt er ook sterk uit. 14 van de 26 kinderen hebben deze essentie gekozen. Mooi om terug te zien dat ze deze essentie in de praktijk al goed herkennen en hier veel over weten. Net als bij samenwerken ben ik wel nieuwsgierig naar de voorbeelden die kinderen in hun hoofd hadden bij het kiezen van deze essentie.


Afbeelding 10
Afbeelding 11
De essenties die de groep het minste zegt zijn reflecteren en creëren. Reflecteren vind ik bijzonder aangezien wij in de dagelijkse praktijk best veel stilstaan bij het terugkijken en evalueren. Kinderen schalen ieder les in of ze 80% goed behaald hebben en noteren dit voor zichzelf in een excel bestand bijvoorbeeld. Het is mogelijk dat kinderen deze term niet hebben begrepen en daardoor niet goed wisten wat deze essentie in zal houden. Wel een interessant gegeven dat zeker de moeite waard is om over in gesprek te gaan met de groep.
Conclusie uit de 0-meting
Ik concludeer dat er winst te behalen is in het borgen en evalueren van gemaakt werk en leerdoelen. Het borgen van gemaakt werk en resultaten gebeurd momenteel wel, maar kan naar mijn mening beter samengevoegd worden. Werk wordt nu mee naar huis genomen, of leerlingen weten niet wat er mee gedaan worden. Dit is echt een gemiste kans. Om ontwikkeling te volgen is het belangrijk dat er ook regelmatig teruggekeken kan worden. Dit terugkijken kan in een portfolio goed gebeuren door kinderen, stamgroepleiders en ouders.
Ik ben tevreden over de inbreng die kinderen momenteel hebben tijdens het werken aan projecten. 80% van de kinderen geeft aan dat ze mogen meedenken over een project. Dit is een gegeven dat ik ga proberen om te behouden. Mogelijk kan het nog vergroot worden tijdens het werken met een portfolio.
De jenaplanessenties zijn nog onvoldoende in beeld bij de kinderen. Aangezien dit op het huidige verslag staat, en we hier toch al mee aan de slag willen gaan als team zijnde is het goed om dit op te pakken in het portfolio. Het lijkt mij mooi om hier een persoonlijke groei van kinderen in te kunnen zien. Ze mogen zelf gaan kiezen welke essentie ze willen gaan oefenen. In leergesprekken zullen we vaststellen hoe ze dit kunnen gaan doen en hoe ze kunnen laten zien dat ze dit beheersen. Hier kan ik in gedachten houden dat ze niet alleen feedback van mij als stamgroepleider krijgen, maar ook met klasgenoten hiermee aan de slag gaan.
De volledige vragenlijsten die is afgenomen is terug te vinden in bijlage 1: Enquete WO + jenaplanessenties
Maak jouw eigen website met JouwWeb