Samenvatting
Op openbare jenaplan basisschool de Krullevaar liep ik in mijn stamgroep Majoors 7/8 er tegen aan dat het volgen van ontwikkeling bij kinderen alleen vanuit de stamgroepleider gebeurde. Het werk van kinderen tijdens projecten en gedurende het schooljaar had geen plek om opgeborgen te worden. Dit heeft mij aan het denken gezet omdat ik van mening ben dat gemaakt werk, samen met overzichtelijke doelen, verwachtingen en feedback een belangijke rol innemen in het leren. Laatjes van kinderen waren vol en onoverzichtelijk. Feedback en gemaakt werk werd hier tijdelijk in opgeborgen en vervolgens mee naar huis genomen of weggegooid. Ik had behoefte om dit anders aan te pakken voor de kinderen en dacht hierbij eigenlijk direct aan het aanleggen van een portfolio.
Mijn kennis over het werken met een portfolio was eigenlijk nog niet op theorie gebaseerd maar meer vanuit mijn eigen persoonlijke visie en ervaring. Zo had ik als verwachting dat het kinderen zou helpen bij het vooruit kijken naar dingen die ze gaan leren met behulp van een doelenoverzicht. Ook had ik gedacht dat kinderen bewust kunnen werken aan hun ontwikkeling door doelen voor zichzelf te stellen en dit in het portfolio te bewaren en regelmatig aandacht aan besteden. Het portfolio gebruiken als middel om kinderen te helpen zich doelgericht te ontwikkelen heeft mij geinspireerd om de volgende onderzoeksvraag op te stellen:
'hoe kan het werken met een portfolio ertoe bijdragen dat leerlingen meer inzicht krijgen in hun ontwikkeling'
Om deze vraag goed te kunnen onderzoeken en beantwoorden heb ik in het theoretisch kader het eerste hoofdstuk geschreven over het volgen van kinderen in brede zin. Er is gekeken naar de basisprincipes van Kees Vreughdehill en Kees Bot met daarbij de link naar portfoliowerken en mijn eigen visie op deze theorie. Ook is er omschreven in dit hoofdstuk hoe Peter Petersen kijkt naar het volgen van kinderen.
Vervolgens is in het volgende hoofdstuk aandacht geschonken aan het werken met een portfolio. De theorie van Adama (2007) noemt enkele argumenten die voor het werken met een portfolio pleiten. Één van deze redenenen namelijk; door het werken met portfolio’s worden kinderen niet vergeleken met andere kinderen, maar met zichzelf, vind ik sterk. Dit past ook goed bij de theorie die Peter Petersen beschrijft in 'het kleine jenaplan' en bij de basisprincipes. Daarnaast worden er in een stuk theorie van Van Gorkum (2003) vijf functies genoemd die een portfolio kan hebben:
- Om voortgang en ontwikkeling van de leerling te volgen.
- Om de leerling en zijn werk te beoordelen.
- Om de ontwikkeling te stimuleren
- Om kennis te delen met anderen
- Om kwaliteit te meten
In de beginsituatie is beschreven dat de keuze voor het onderzoek uit meerdere redenen ontstaan is. Één van de redenen is dat het verslag op OJBS de Krullevaar is veranderd en dat de jenaplanessenties op het nieuwe verslag een prominente plek hebben gekregen. Echter ontbreekt het nog aan kennis over dit onderwerp. Dit moet door het team nog verder verdiept worden. Voor mij was dit een inspiratie om dit mee te nemen in mijn onderzoek en dit een plek te gaan geven in het portfolio. Daarom is er in het theoretisch kader een hoofdstuk opgenomen over de jenplanessenties. Hier wordt omschreven hoe de essenties tot stand zijn gekomen en wat de uiteindelijke uitwerking hiervan is geworden. Volgens Velthausz en Winters (2014) is het noemen van deze essenties niet voldoende als we ze niet doelbewust integreren in onze dagelijkse praktijk. Dit heb ik getracht om in mijn praktijkonderzoek te gaan doen.
Tot slot is het theoretisch kader gevuld met theorie over excutieve functies. De reden hiervoor was dat er een mooie overlap zichtbaar werd tussen de jenaplanessenties en excutieve functies. Het werken met portfolio's en volgen van eigen ontwikkeling door kinderen vraagt beheersing van enkele excutieve functies. In dit hoofdstuk wordt omschreven dat deze 'regelfuncties in de hersenen' niet 'als lesje' aangeleerd kunnen worden, maar wel gestimuleerd kunnen worden door doelgerichte leeractiviteiten in te plannen. Ik ben uitgegegaan van de theorie van Dawson en Guare (2009) die 11 vaardigheden hebben beschreven. Deze vaardigheden worden kort toegelicht.\
Na het afronden van het theoretisch kader is de praktische uitvoering gestart. Ik heb er voor gekozen om het portfolio te foccussen op WO (project) en de jenaplanessenties. Er een enquete afgenomen bij de kinderen. Dit heb ik gedaan om de beginsituatie in beeld te brengen. In cyclus 1 is het portfolio gevuld met een uitwerking van de jenaplanessenties, actieplanformulieren en nog veel meer en zijn de kinderen aan de slag gegaan met het werken en bijhouden van hun portfolio. Tijdens WO werden hier aantekeningen in gemaakt en voor de jenaplanessenties zijn de overzichten door kinderen ingeschaald en zelf beoordeeeld. Ook heb ik kindgesprekken gevoerd met de kinderen over het gemaakte werk in het portfolio.
Tijdens de tussenevaluatie heb ik de balans opgemaakt. Ik heb zaken beschreven waar ik tevreden over was en zaken die ik in cyclus 2 nog anders zou gaan aanpakken. Vervolgens ben ik met cyclus 2 gestart en heb ik het praktijkgedeeldte afgerond door opnieuw de enquete af te nemen. Hiermee kon ik verandering waarnemen en zichtbaar maken.
Uit het praktijkonderzoek dat heeft plaatsgevonden kunnen enkele conclusies getrokken worden:
- er is meer overzicht in projecten die gedurende het schooljaar worden aangeboden. De kennis blijft bewaard.
- de kinderen hebben meer inzicht in de doelen die geleerd moeten/mogen worden omdat ze dit terug kunnen lezen en vinden in het portfolio.
- er kan met regelmaat teruggekeken worden naar geleerde lesstof en gemaakt werk. Dit kan 'beoordeeld' worden door het kind, andere kinderen, de stamgroepleider en door ouders.
- kinderen kunnen bewuste keuzes maken voor doelen waar ze aan willen gaan werken vanuit de doelen die in het portfolio zijn opgeborgen.
- er kunnen diepgaande leergesprekken gevoerd worden over de ontwikkeling van kinderen vanuit het werk dat in de portfolio's bewaard wordt.
- werken met portfolio's stimuleert kinderen om de excutieve functies plannen, organisatie en metacognitie te trainen en vaardigheden hierin te vergroten.
Tot slot heb ik mijzelf goed beseft dat dit onderzoek nog verdere verdieping en uitbreiding nodig heeft. Het is een mooie start geweest voor 1 stamgroep waarbij kinderen doelgericht hebben gewerkt en hun ontwikkeling zichtbaar hebben gemaakt voor zichzelf, klasgenoten, de stamgroepleider en ouders. Omdat dit een succes was in mijn stamgroep wil ik het team hierin mee gaan nemen om dit schoobreed te gaan onderzoeken. Ik heb het team daarom de volgende aanbevelingen gedaan:
- Ik adviseer het team om een werkgroep samen te stellen, bestaande uit stamgroepleiders van verschillende bouwen en kinderen uit verschillende jaargroepen, die gaat inventariseren welke behoeftes er zijn voor rubrieken/tabbladen die standaard in het portfolio moeten komen.
- Ik zou het team willen adviseren om een werkgroep samen te stellen met stamgroepleiders die gaan vastleggen hoe de begeleiding van de portfolio's op de OJBS de Krullevaar ingericht wordt. Ook zullen zij kritisch gaan kijken naar het ritmisch weekplan om hier ruimte te creëren voor de kindgesprekken.
- Ik wil het team adviseren om in gesprek te gaan over de vakken die in het portfolio een plek mogen krijgen en daarbij behorende kritische/belangrijke doelen die daar bij gaan horen.
- Ik zou het team willen adviseren om goed te gaan kijken naar de doelen per essentie en deze te gaan sorteren van 'gemakkelijk' naar 'complex'.
- Ik wil het team adviseren om een kwaliteitskaart te maken, waarin richtlijnen beschreven worden, die helpen bij de overdracht van het portfolio naar een andere stamgroep.
Maak jouw eigen website met JouwWeb